Zo zag de binnenstad van Rotterdam er uit na het bombardement en het puinruimen. Van de Laurenskerk stonden alleen de toren en de buitenmuren overend.
De Duitsers plaatsten er onmiddellijk na hun intocht een bordje bij: Unter Denkmalschutz des Führers.
Ze is na de oorlog op traditioneel middeleeuwse wijze herbouwd. Daardoor heeft dat lang geduurd.
De Zuidzijde van de stad was voor het bombardement veroverd door een groep Duitsers die in Nederlands uniform langs Moerdijk waren gekomen.
De Noordzijde (de oude stad), de brug en de tunnel werden tot het bombardement verdedigd door Mariniers. Daar was geen doorkomen aan.
De razzia van Rotterdam is tegen het eind van de oorlog (half november ’44) de grootste razzia die de Duitsers hebben gehouden.
Zo’n 50.000 mannen tussen 17 en 40 jaar opgepakt voor dwangarbeid in de loopgraven rond Arnhem en bij de wapenindustrie in Duitsland.
Mijn vader was daarbij. Hij is gevlucht en tijdens de daarop volgende hongerwinter ondergedoken tot in mei ook West-NL bevrijd werd.
Mijn moeder kreeg voedselbonnen voor een vrouw en 2 kinderen, maar moest die tot mei ‘45 ook voor hem gebruiken.
Ze heeft het ternauwernood overleefd. Wij hadden biafra-buikjes.
De waterlinies hebben dus ook de bevrijding van NL boven de rivieren een half jaar vertraagd. De Engelsen en Amerikanen bombardeerden weliswaar wekelijks de havens van Rotterdam, maar dat hielp de grondtroepen niet.
De Amerikanen bombardeerden ook toen al slordig. Mijn broer is nog bijna geraakt door een bomscherf, toen hij bij tantes op bezoek was. Jaren later lieten ze me de scherf, die in de schoorsteen was geslagen, nog zien.
Na de oorlog stonden er op veel plaatsen in de kale binnenstad, waar vooral de laatste oorlogsdagen willekeurige executies plaats vonden, witte kruisen met een dodenlijst.
Toen kwamen er noodwinkels: kleine gebouwtjes langs de voormalige perceelgrenzen met winkeltjes. Dat is hoe ik me de binnenstad herinner.
Er waren ook (bij ons achter bijvoorbeeld) noodwoningen voor gevluchte bewoners uit de binnenstad.
Veel van hen kwamen na de oorlog “op Zuid” of in omliggende plaatsen terecht.
Nu staan er in de binnenstad veel woon- en kantoortorens. Bij de discussie over de herbouw, hebben vooral de havenbaronnen zich verzet tegen herstel van het historische centrum.
We concurreren niet met Gent maar met New York was het devies. In Rotterdam waren en zijn havenbaronnen zeer invloedrijk, want goedgeefs voor de stad en het stadsherstel.
Museum Boymans-Van Beuningen bijvoorbeeld heet zo naar de grootste collecties die aan de stad geschonken zijn.
De familie Van der Vorm (Holland-Amerikalijn) tracht nog altijd de rijksoverheid (die kunstsubsidies meer en meer omleidt naar Amsterdam) te vervangen.
Dat lukt niet helemaal natuurlijk, maar niettemin.
Het beeld “stad zonder hart” is geschonken door de (Joodse) voormalige eigenaars van De Bijenkorf.
Maar die durven daar niet voor uit te komen….
Tja.
Gerard
Mijn vader was opgepakt bij de razzia van Rotterdam en naar het Oosten van het land gevoerd. Maar na met oudjaar ("Sing mann, sing; es ist Sylvester!") het Wilhelmus te hebben gezongen voor de commandant van het werkkamp ("Ach ja, jeder für sein Vaterland…"), was hij gevlucht. Zich overdag schuilhoudend fietste hij ’s-nachts over de verduisterde wegen op een terug gestolen fiets naar huis. (Toen de diefstal aan de commandant gemeld werd zou die volgens mede-gevangenen hebben gezegd “Nein, nein, so was macht der de roiter nicht”.) Thuisgekomen dook hij onder in de kelder waar hij zijn bedrijfje had en kwam ’s-avonds als het donker was naar boven, waar zijn jongste zoon (dat ben ik, 2,5 jaar jong) hem al niet meer herkende: "Mijn papa is ook op vakantie", sprak ik wijs.
Ondanks alle gevaar waren mijn ouders aanvankelijk vol goede moed. De oorlog kon niet lang meer duren. De geallieerden stonden aan de Rijn en de havens werden voortdurend gebombardeerd. Weldra zou de bevrijding komen. Maar na de spoorwegstaking (het Nederlandse personeel had op verzoek van de regering in ballingschap het werk neergelegd om daarmee de aanleg van Duitse verdedigingswerken langs de grote rivieren te blokkeren) eiste de bezetter alle transportmiddelen op. Er volgde een bitterkoude winter. De toevoer van voedsel en brandstof naar de steden in het Westen viel vrijwel stil. Mensen zaagden bomen om of stookten hun vloeren op. Van wat met voedselbonnen nog verkrijgbaar was, ruimschoots onvoldoende voor een vrouw met twee kinderen, moest mijn vader dan mee-eten.
Vermagerd en verzwakt liep mijn moeder vervolgens mee in hongertochten naar het platteland. In extreme koude. Als handkar een fiets zonder banden. Alles wat zij van waarde wist, ruilde zij bij boeren voor voedsel. Maar aan de rand van de stad werd dat door Duitse soldaten in beslag genomen. Tot twee maal toe...
Zij kreeg dan extra voedselbonnen van een buurman die lid was van het verzet. Maar ook daarvoor was nog nauwelijks iets eetbaars te krijgen. En er kwam opnieuw een razzia. Nu alleen in de straat waar wij woonden … "Voor wie komen ze…??"
Niet mijn vader maar de buurman werd opgepakt. Hij keerde niet meer terug. Mijn vader lieten zij met rust. Wisten ze niet waar hij zich schuilhield? Dat hij die kelder huurde voor zijn bedrijf? Of…?? Zomaar…???
Zomaar denk ik. Iedere dag kon dat anders zijn. Maar die Duitse commandant was hem kennelijk goedgezind. Had hem ook al vanwege zijn ademnood (bronchitis en stoflongen) uit de graafwerkzaamheden naar de keuken gehaald. Misschien heeft hij er weinig werk van gemaakt…
Anderzijds zijn gevluchte dwangarbeiders die wel zijn opgepakt doodgemarteld en verhongerd in Duitsland…: maar dat wisten mijn ouders gelukkig niet.
Er zijn destijds in West-Nederland naar schatting en tenminste 20.000 mensen van honger omgekomen. Mijn moeder verdoezelde het gebrek aan eten voor ons. Maar toen de voedseldroppings, het Zweeds wittebrood en uiteindelijk ook de bevrijding kwamen, stortte zij alsnog in en vond mijn vader haar voor dood op bed. Ze werd in het ziekenhuis op de been gebracht en herstelde snel. Ook hadden mijn broer en ik weldra geen hongerbuikjes meer. Maar enkele jaren later werd ik wegens aanhoudende bloedarmoede alsnog 6 weken uitgezonden naar een vakantiekolonie voor slachtoffertjes van de hongerwinter. In een recente rapportage daarover werd de gang van zaken daarbij als kindermishandeling gekwalificeerd. Enfin als kind ben je vooral geneigd tot aanvaarden en aanpassen. Maar iedere vrijdag moest ik er kotsen vanwege de gekookte vis in melige margarinesaus. Naast mij sliep een jonge pedofiel die lastig werd zodra het licht uitging. De pastoor vroeg iedereen dergelijke feiten bij hem te biechten, wat heel raar is, vooral omdat hij daar verder niets mee deed. Biechtgeheimen; bid maar een weesgegroetje. Maar de “zuster” die verantwoordelijk was voor onze club, maar helaas ook een weekje vakantie nam, was heel zorgzaam. En er was ook een meisje, dat ook geen bezoek kreeg, dat steeds mijn nabijheid zocht. Ze keek me dan aan en sprak mooie meisjeswoorden…Maar ik ben vergeten wat ze zei of wie ze was.
In de volwassen wereld bleek er na de aanvankelijke vreugde veel en steeds meer ongewis te zijn. De trotse stad van mijn ouders jeugd en mijn grootmoeders heimwee (als wees van Franse vluchtelingen n.a.l.v. de Frans-Duitse oorlog was ze opgegroeid in een pleeggezin in Rotterdam, maar ze woonde inmiddels in Brabant) was onherkenbaar verwoest. In Indië duurde de oorlog voort om later dat jaar te eindigen in een orgie van allerzijds geweld. De verhoudingen tussen de overwinnaars in Europa verslechterden snel. Er kwam vast weer oorlog dacht mijn moeder. En daarmee ook weer gebrek. Ze had blikken met maiskoeken uit de voedseldroppings verstopt achter kleren in de linnenkast. Toen wij, kinderen, die ontdekten namen we er onder het spelen stiekum van…totdat het ontdekt werd en mijn moeder panikeerde.
Enfin zo kan-ie welweer,
Gerard